Geland op Westkapelle - walcheren40-45

Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Geland op Westkapelle

Boer Cijsouw, 42 jaar: “Ondanks alles was ik in het dorp gebleven. Ik kon mijn kippen en varkens toch niet in de steek laten? Ik had op zolder een veestal ingericht; je maakte er maar het beste van. We konden op het land niets meer doen, behalve vissen. Zoals je anders aardappels rooide, ging je nu met de riek op vissenjacht. Zes andere mannen en ik waren de enige achtergeblevenen in het dorp. Wij lagen achter een muurtje op de dijk toen wij die boten zagen aankomen. Plotseling kwamen er wielen onderuit en konden die boten het land op rijden."

Beide foto's zijn van het Noors Verzetsmuseum
Filmpje van de Noren over de landing (Omroep Zeeland)


Frank, Engelse soldaat, 20 jaar: " We waren geland. Verscheidene Buffalo's die troepen vervoerden stonden al in brand nadat ze in contact waren gekomen met Duitse mijnen. Soldaten stierven op het strand en voertuigen werden bestookt door de Duitse verdediging. Het beste was uit de buurt te gaan, dacht ik en dus schoot "Bramble 5" zich een weg door het gat in de dijk waarbij haar flails (kettingen) veel Duitse landmijnen vernietigden. Ik reed naar het dorp waar de straten overspoeld waren met minstens 1 meter water. Het dorp Westkapelle was onder water gezet."

Een van de eerste mensen die de bevrijders tegenkwamen was Machiel Heijt (45) uit Westkapelle. “Omstreeks 10.45 uur kwamen de eerste tanks uit de landingsboten het Westkappelse gat binnen. Er werd een spervuur gelegd door de Engelsen. Boven ons vlogen enkele vliegtuigen, vermoedelijk op verkenning. Daarna kwamen de eerste stoottroepen aan land. Geen halve meter van ons verwijderd stapte er een aan wal. Hij richtte zijn geweer op ons. Wij staken de handen in de lucht en riepen: ‘Holland!’ Onze eerste spanning was voorbij daar wij ons dadelijk als broeders in de strijd gewikkeld voelden. Zij stonden er toch van te kijken dat er hier nog burgers aanwezig waren en geen Duitsers. Ze vroegen naar de sterkte der Duitsers, waarop wij hen ten antwoord gaven dat er zevenentwintig man bij Erika, elf man op de Westkappelse vuurtoren en tachtig man bij de batterijen op de Westkappelse zeedijk, ten noorden van de gemeente, verbleven. Ondertussen rolden de tanks ons dorp binnen en kwamen er steeds meer manschappen aan wal. De bezetters van Erika (Monika) kwamen, met de armen omhoog, al uit de stellingen te voorschijn. Ook verschillende andere Duitsers van de batterijen die op de Westkappelse zeedijk stonden, kwamen met hun handen op het hoofd de Engelsen tegemoet. Ook vroegen de Engelsen ons hoe ze lopen en rijden moesten, om niet in mijnenvelden terecht te komen. Dit werd door ons uitvoerig meegedeeld. Ik vroeg vervolgens om een geweer om mee op te trekken. Dit werd niet toegestaan; ik kreeg echter wel een helm, die mij beschermde want even later ontplofte in onze onmiddellijke nabijheid een Duitse granaat,die een Engelsman doodde en een ander verwondde. De scherven van de granaat ketsten af op mijn helm. Daar de granaten steeds dichter in onze buurt vielen, besloten wij het dorp in te trekken. De Duitsers hadden nu hun vuur gericht op de aan land rollende tanks en landingsboten. Wij zagen hoe een granaat in een tank ontplofte. De Engelsen sprongen er uit zonder dat een hunner letsel opliep. De tank brandde geheel uit. We hebben nog verschillende tanks hetzelfde lot zien ondergaan.”

 
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu